Yannis Natsis, Director van ESIP – een platform van 45 nationale verzekeringsinstellingen uit 17 EU-landen en Zwitserland (waarbij ook het RIZIV is aangesloten), dat nauwlettend in het oog houdt wat de Europese instellingen voorstellen – identificeert concurrentie (of althans het gebrek daaraan) als de uitdaging voor het huidige en toekomstige geneesmiddelenbeleid om bij te dragen tot een duurzame gezondheidszorg.
Zijn premisse is dat de betalers, zoals het RIZIV, eerder als aankopers naar de geneesmiddelenmarkt moeten kijken.
Met het Belgische EU-voorzitterschap in het eerste semester van 2024 biedt er zich voor België overigens een grote opportuniteit aan om ook op het Europese wetgevende niveau (en niet enkel het Belgische) concurrentie op het vlak van geneesmiddelen aan te moedigen en te versterken.
Yannis Natsis stelt echter twee zorgwekkende tendensen vast:
1. Ontbrekende data of de ‘groeiende ‘evidence gap’ bij de goedkeuring van het octrooi van de meeste nieuwe geneesmiddelen (die precisiegeneesmiddelen zijn*): Onder de druk om geneesmiddelen sneller dan ooit goed te keuren, slaan we stappen over. Bijgevolg moet de betaler (lees aankoper) zich de volgende vragen stellen: Wat precies keuren we goed? Wat vergoeden we? Welke waarde krijgen we voor dit product? De ontbrekende data ondermijnen overigens ook de HTA-beoordeling. Hoe beoordelen we de kosteneffectiviteit van het product?
2. De ‘orphanisation’ van de regulatoire omgeving. In de lente zal de Europese Commissie de herziening van de (wees)geneesmiddelenwetgeving voorstellen. “Weesgeneesmiddelen zijn mogelijks een goudmijn voor degenen die ze op de markt brengen, maar hebben enorme gevolgen voor de concurrentie, want zij houden een potentieel explosieve mix in van lage evidentie en zeer hoge prijzen”, stelt Yannis Natsis. Zij zijn dus een zorgwekkende trend die enorme druk uitoefent op de nationale gezondheidsbudgetten. “Wie gaat de rekening betalen? De off-patent-sector? Dit alles zet de off-patent- sector (budgettair) enorm onder druk.”
De doorgedreven ‘orphanisation’ betekent ook dat (alle) nieuwe geneesmiddelen meer en meer als weesgeneesmiddelen behandeld worden, en dat ze van enorm lange monopolies of marktexclusiviteit genieten. Dit leidt tot problemen van betaalbaarheid.
Voorts heeft Yannis Natsis het over het ‘escalator’-fenomeen, waarbij “nieuwe geneesmiddelen steeds duurder worden dan de vorige en buitensporige prijzen een systemisch probleem worden – wat wederom leidt tot betaalbaarheidskwesties”.
Ook verwerpt Yannis Natsis het EU-idee van 'transferable exclusivity vouchers': Theoretisch erop gericht patiënten snel van nieuwe geneesmiddelen (maar dan enkel zinvolle innovatie) te laten genieten, riskeren zij in de praktijk een business incentive programma te worden voor bedrijven die deze geneesmiddelen op de markt brengen. Deze vouchers werken contraproductief voor het gezondheidszorgsysteem: ze zetten het gezondheidsbudget onder grote druk en creëren in de praktijk nog langere monopolies en marktexclusiviteit voor deze producten.
In zijn aanbevelingen om dit conumdrum van ‘lage evidentie en hoge prijzen’ te doorbreken’ pleit Yannis Natsis voor een betere horizonscanning, die de onderhandelingspositie van de aankoper kan versterken (en die ook bedrijven een beter zicht moet geven op wanneer en waar ze hun producten lanceren). Voor de betaler moeten concurrentie (en uitzicht op concurrentie) en wetenschappelijke evidentie een prioriteit zijn. Het (over)gebruik en misbruik van de overroepen IP-incentives die de monopolies verlengen, vertragen namelijk de komst van generische en biosimilaire geneesmiddelen.
“Daarnaast moet niet enkel het probleem van de hoge prijzen van de innovatie aangepakt worden, maar ook dat van de lage prijzen (in casu van generische en biosimilaire geneesmiddelen). De terugtrekkingen van de markt, die door lage prijzen in de hand gewerkt worden, leiden eveneens tot problemen van toegankelijkheid.”
Yannis Natsis roept Europa dan ook – met aandrang – op deze gebreken in het beleid te mitigeren of te minimaliseren. Zij staan een hoogstnoodzakelijke gezonde marktwerking in de weg. En als er 1 ‘way forward’ is, dan is het wel deze van een duurzame marktwerking met gezonde concurrentie.