Anders gesteld: Moeten we komaf maken met het huidige paradigma dat inzet op prijsdalingen (prijserosie) in het off-patent segment om de innovatie te financieren?
Minister Vandenbroucke, die meer dan 2 decennia geleden met het introduceren van de referentieterugbetaling de basis legde van het huidige (‘goedkope’) geneesmiddelenbeleid geeft aan dat “we voor een dilemma staan: het prijsdalingsmechanisme dat destijds effectief was in het realiseren van belangrijke besparingen, staat nu – omwille van zijn toegenomen complexiteit – een competitieve markt in de weg. En de constante prijzendruk leidt tot problemen van duurzaamheid”. Alhoewel de minister de mening is toegedaan dat “prijsverminderingen deel zullen blijven uitmaken van de gereedschapskist”, stelt hij dat “we een ‘reset’ nodig hebben met het oog op duurzaamheid en betaalbaarheid, waarin concurrentie een rol speelt”.
Zo wil Minister Vandenbroucke in eerste instantie werk maken van de hervorming van aanbestedingen in het ziekenhuis: biosimilaire geneesmiddelen ondervinden maar al te vaak een belangrijk concurrentieel nadeel door de manier waarop de aanbestedingen georganiseerd zijn. Via een Koninklijk Besluit ter uitvoering van de wet van mei 2022 wil hij o.a. anti-concurrentiële criteria en extra’s weren uit de lastenboeken, een maximale termijn opleggen voor het openen van de tender na biosimilar-intrede op de markt en de looptijd van de tender beperken.
In het kielzog van de hervorming van de Commissie Tegemoetkoming van Geneesmiddelen (CTG) beoogt de Minister de terugbetalingsprocedures te moderniseren, waarbij de therapeutische toegevoegde waarde van het geneesmiddel de aard én de snelheid van de te volgen procedure en ook het prijsniveau bepaalt. Terwijl de CTG-procedures publiek zijn, wijst de minister op het gebrek aan transparantie dat de geheime contracten, de zogenaamde art. 111, 112 of 113-contracten, kenmerkt. “Dit gebrek aan transparantie en de looptijd van deze contracten zijn nefast voor de concurrentie”, beaamt de minister.
Met betrekking tot het volume aan geneesmiddelen dat wordt voorgeschreven, streeft de minister naar een ‘evidence based’-benadering, niet enkel op het vlak van de keuze tussen een biologisch en biosimilair geneesmiddel bijvoorbeeld, maar ook wanneer het erop aan komt het gebruikte volume beter te beheersen (m.a.w. buitensporig gebruik van geneesmiddelen aan te pakken).
Geneesmiddelentekorten hebben meerdere oorzaken. “Prijsdalingen mogen dan wel ertoe leiden dat je in het dilemma van beschikbaarheid of duurzaamheid verstrikt geraakt”, toch is er volgens de minister meer aan de hand. De economische organisatie (aanvoerketens, monopolies, enz.), onderschatting van de epidemische proporties van o.a. griep en geopolitieke factoren werken tekorten in de hand. Wel is het zo dat prijserosie in het off-patent-segment het probleem van de geneesmiddelentekorten op scherp stelt. Op korte termijn buigt de minister zich over de volgende maatregelen:
Concurrentie en prijszetting op langere termijn
Ook effent de minister het pad voor de volgende legislatuur, waarin het systeem van ziekenhuisfinanciering volledig wordt herbekeken. “De rol van de ziekenhuisapotheek, nu een ‘profit center’ voor het ziekenhuis, moet herzien worden. Wanneer we biosimilars kunnen insluiten in een financieringssysteem dat gebaseerd is op pathologie, krijgen we echte concurrentie. In dat geval opteren we voor beste koop en niet voor een product dat de hoogste terugbetaling door het RIZIV oplevert (en dus de grootste winst voor het aankopende ziekenhuis n.v.d.r.).”
“In de ambulante zorg moeten we werken op voorschrijfgedrag, gebaseerd op evidentie, en denken aan voorschrijfdoelen en eventueel aan ‘gain sharing’, al moeten we dit laatste met de nodige omzichtigheid bekijken”, eindigt de minister.